De koolvlieg komt voornamelijk voor op de wortels van jonge koolplanten, in de periode half mei-half juni. Enkele larven zijn al in staat een koolplant om zeep te helpen.
Kenmerk
De grootste schade ligt in de periode half mei-half juni.
De vlieg legt eieren in de grond dichtbij de basis van de plant. De larven beginnen aan de zijwortels te knagen, en later ook aan de hoofdwortel. De hoofdwortel verkleurt van bruin na zwart en gaat uiteindelijk rotten. De plant komt los te staan en de bladeren gaan slap hangen en de plant sterft af.
Op radijs en rammenas veroorzaakt de koolvlieg wormstekigheid: verkleurde vraatgangen aan de oppervlakte van de knollen.
Bij spruitkool zet de vlieg haar larven ook af tussen de buitenste losse bladeren van de jonge spruitjes.
Preventie
Ondergroei van lage plantjes zoals klaver kan ook helpen.