Stekken is de meest voorkomende manier om planten vegetatief te vermeerderen. Stekken kan op vele manieren zoals met bladeren, een deel van de stengel of een deel van de wortel. Omdat het snijden van stekken ten koste gaat van de energie van de moederplant, dient deze goed verzorgd worden. Werk bij het stekken altijd met schoon materiaal.
Wat zijn Moederplanten
Een moederplant is dus een plant waar de zijtakje met wat blad (het stekken) van worden gesneden.
Wat is een stek
Een stek is een genetische kopie van de plant waarvan hij is gemaakt.
Hoe gaat men te werk
Stekpoeder of Wilgenwater
Wanneer u biologische wilt tuinieren kun je een natuurlijk middel gebruiken zoals wilgenwater. Stekpoeder heeft hetzelfde effect als stekpoeder. Kijk bij wilgenwater hoe je te werk gaat.
Temperatuur en luchtvochtigheid
De temperatuur en de luchtvochtigheid hebben een belangrijke rol om tot een goed resultaat te komen. Wat de temperatuur betreft is er een verschil tussen bodem- en luchttemperatuur. Stekken houden van een bodemtemperatuur minstens op 20°-25° C. De luchttemperatuur ligt dan gemiddeld 3° C lager. Voorkom temperatuursveranderingen.
Ook een hoge luchtvochtigheid tot 80% draagt bij tot een voorspoedige wortelontwikkeling. Probeer de luchtvochtigheid zeker in het begin boven de 65% te houden. Om de hoge luchtvochtigheid te realiseren kun je een plastic zakje om je stekjes heen maken. En maak hier een paar gaatjes in zodat je stekjes verse lucht krijgen. Na een week, het plastic zakje elke dag een stukje langer open zetten. Na nog een week haal je hem helemaal weg. Een plastic zakje is niet persé noodzakelijk, zonder is de luchtvochtigheid lager en duurt het wortelen wat langer, maar de stekken zijn vaak wel sterker dan wanneer je gebruik maakt van een plastic zakje.
Voeding
Extra voeding is niet nodig, het stekje gebruikt voeding uit het volwassenblad wat je hebt laten zitten.
Ontwikkeling
Na twee of drie weken zie je de eerste wortels verschijnen. Nog een weekje later zal het stekje al wat groei vertonen en moet het worden overgeplant in een goede biologische potgrond.
Kopstek
Men neemt de hoofdscheut van de plant weg. Iedere plant kan dus maar een keer een kopstek leveren. Een kopstek heeft in verhouding lange internodiën (De ruimte tussen de knoppen op een tak) ( leden) en levert daardoor een lange plant met weinig zijscheuten op.
Gewone stek of scheutstek
Hiervoor wordt het uiteinde van de stengels gebruikt. Een vertakte plant levert dus veel scheutstekken. In sommige gevallen kan de stek beter niet worden afgesneden onder een blad of bladpaar, maar worden afgebroken zoals bij lavendel, Buxus, Dahlia, Salie, Fuchsia, Geranium, Hortensia, Petunia en Chrysant.
Tussenstek
Tussenstekken zijn stengelstukken zonder eindgroeipunt, maar met twee of meer okselknoppen.
Oogstek
Eenoogstek is een stengelstuk met één blad en dus één okselknop. Het kan ook een gehalveerde tussenstek zijn (b.v. Aphelandra squarrosa) waardoor er van een tussenstek twee oogstekken gemaakt kunnen worden.
Hielstek
Bij deze vorm van stekken wordt een deel van een zijstengel gebruikt met een gedeelte van de hoofdstengel. Sommige planten of struiken laten zich makkelijker stekken met een stukje oud hout aan de stek. Deze vorm van stekken kan gebruikt worden om stek te maken van lavendel, oleander, chrysant, azalea en rododendron.
Houtstek bij klein fruit en rozen
In het najaar of de winter, dan kan houtstek worden gemaakt. Houtstekken moeten goed zijn uitgerijpt het hout moet donkerbruin van kleur zijn. Voor houtstek wordt het middendeel van de stengel gebruikt. De stengel wordt zowel onder als boven een oog of knop doorgesneden. Houtstek wordt bij elkaar gebonden en opgepot. Pas begin april worden de houtstekken losgemaakt en uitgeplant. Om de beworteling te versnellen wordt houtstek ook onder glas of plastic gehouden.
Houtstek kan worden toegepast bij: de aalbes en zwarte bes, braam, framboos. Maar ook bij rozen, liguster, ganzerik en spirea.
Bladstek
Bij bladstek gaat men uit van een geheel blad (bladschijf + steel), of een deel van de bladschijf. Een bladstek heeft nooit een okselknop of een eindknop en moet dus in staat zijn om adventiefknoppen te vormen. Dit kan toegepast worden bij: Kaaps viooltje en begonia.