Niet alle dieren zijn plaagdieren. Maar een heel klein deel kan mogelijk schade toebrengen in de moestuin. Zonder insecten zou een groot deel van onze planten verdwijnen. Ieder dier heeft zijn eigen rol binnen het ecosysteem, denk hierbij aan hun voedsel, leefomgeving, de voortplanting, levensfases en hun natuurlijke vijanden. Het mag duidelijk zijn dat ieder dier nut heeft en een rol speelt in het ecosysteem.
Wanneer zijn het plagen
Moestuinders ervaren een plaag wanneer er een overvloed aan beestjes in de tuin zijn die schade toedienen aan het gewas of ziektes overbrengen. In welke mate u dit als moestuinder als plaag ervaart, is afhankelijk van uw verwachting en de mate van uw tolerantie naar de natuur toe.
Hoe ontstaan plagen
Plaagdieren leven volgens de cyclus van groei en afbraak, eten en gegeten worden. Wanneer wij ingrijpen door middel van bestrijding doorbreken we deze cyclus en verstoren het natuurlijke evenwicht. Men bestrijd alleen de symptomen. Grijp dus niet te snel in. De natuur hersteld zich vaak vanzelf en stuurt hulptroepen. Wanneer je weet dat Plaagdierenpopulatie zich vaak sneller vermenigvuldigen dan de hulptroepen. Deze helpers zijn juist belangrijk en kunnen zich alleen vermenigvuldigen wanneer er ook genoeg voedsel aanwezig is. (plaagdieren) De verhouding in vermenigvuldiging tussen plaagdier en de hulptroepen is 3:5 jaar.
Type plaagdieren
Elk plaagdier heeft zo zijn eigen voorkeur voor een plantendeel. Er zijn verschillende type plaagdieren namelijk:
Sap zuigende insecten:
Deze zorgen voor een algemene verzwakking van de plant, hierdoor kan de plant besmet raken met virussen en schimmels met als gevolg dat de plant omvalt en afsterft. Daarnaast kunnen er ook misvormingen aan het blad optreden en een mismaakte groei van de knoppen geven. Voorbeelden van sap zuigende insecten zijn: bladluizen, schildluizen en witte vlieg.
Bladetende insecten:
Deze kunnen de plant helemaal kaal vreten of nemen alleen hapjes uit een blad. Ook kunnen ze zich te goed doen aan het bladmoes. Voorbeelden van bladetende insecten en plaagdieren zijn: rupsen, aardwormen, snuitkevers en slakken.
Worteletende insecten:
Deze worden meestal te laat ontdekt, pas wanneer de plant omvalt wordt de plaag pas opgemerkt. Voorbeelden van worteletende insecten zijn: aardrupsen, larven van snuitkevers en larven van de wortelvlieg.
Daarnaast zijn er nog:
Insecten die de stengels leegeten, die eitjes leggen of een stof afscheiden waar de plant op reageert of juist op de bloem of vruchten afkomen.
Er zijn ook plaagdieren zoals wespen, teken, maar ook muizen en ratten die voor gevaarlijke situaties voor de mens kunnen zorgen. Zij kunnen steken of ziektes verspreiden.
Sporen herkennen
Plaagdieren laten sporen achter waarmee zij hun aanwezigheid kunnen verraden. Wanneer je deze sporen tegenkomt is het een zaak om op onderzoek uit te gaan om welk dier het gaat. Waar moet je op letten:
Voorkomen is de beste remedie:
Planten zijn intelligenter dan we denken. Planten kunnen communiceren, belagers herkennen en gebruiken geurmoleculen om de natuurlijke vijanden aan te trekken. (Zie item ecologisch tuinieren - geurmoleculen)
Eén van de bekendste plagen in de tuin is de bladluis. Ze kunnen groen, wit, zwart, geel, rood en paars van kleur zijn. Deze sap zuigende beestjes kunnen een ware plaag vormen. Bladluizen kunnen virussen overbrengen waarop de plant allergisch kan reageren, waardoor de plant een afwijkende groei kan gaan vertonen en zelf kan afsterven. Luizen scheiden ook een kleverige substantie af welke honingdauw wordt genoemd. Mieren zijn hier gek op en de mieren zullen op hun beurt de luizen belonen door hun te beschermen.
Preventie:
In principe kan een bladluizenplaag eenvoudig worden verholpen door de luizen van de plant af te spuiten door gebruik te maken van een waterspuit. Natuurlijke vijanden zijn zweefvliegen, gaasvliegen, sluipwespen, galmuggen, roofwantsen, oorwormen, lieveheersbeestjes en schildkevers.
Een tweede tuinplaag die wordt veroorzaakt door sap zuigende insecten de witte vliegen. Ook de larven zuigen aan de bladeren. De witte insecten zitten aan de onderkant van de bladeren. Bij aanraking zie je vaak een wolk opstijgen. Zij scheiden honingdauw (zoete uitwerpselen) af waar de roetdauwschimmel op kan groeien. Witte vliegen zijn eigenlijk geen vliegen maar verwant aan bladluizen. Niet alleen verschillende koolsoorten maar ook op alle onkruiden die tot koolsoorten behoren en ook kasplanten zoals tomaten en aubergine zijn zeer vatbaar voor deze plaag.
Preventie:
Om de geur van koolplanten te maskeren plant je afrikaantjes. Verstuif de koolplanten met lavameel (niet selectief) Span insectengaas over je kool. In de kas regelmatig alles tegen elkaar openzetten voor tocht. Zorg dat er geen stinkende gouwe in de tuin of kas staat deze trekken juist witte vlieg aan.
Natuurlijke vijanden zijn: De sluipwesp staat bekend als de ergste vijand van de witte vliegen maar ook spinnen,gaasvliegen en roofwantsen behoren tot de natuurlijke vijanden.
Bij de prei - uienvlieg gaat het om hetzelfde insect. Deze tast zowel prei, ui, knoflook en sjalot aan. De preivlieg legt haar eitjes aan de wortels van de jonge plantjes of op de grond vlakbij de preiplantjes. De larven zijn wit van kleur en bevinden zich net boven de wortelkrans van de preiplant en vreten zich een weg naar het hart van de plant. De larve verplaatst zich door de grond naar een volgende preiplant.
Preventie:
Pas een ruime vruchtwisseling toe van 4-6 jaar. Gebruik Insectengaas met een maaswijdte kleiner dan 0,8 mm. Leg het gaas meteen bij het begin van de teelt. Laat dat insectengaas liggen tot aan de oogst, of tot de eerste nachtvorst in november. Actieve bestrijding door bestuiving met lavameel (niet selectief)
De larven graven gangen in het blad en dit het hele groeiseizoen door, zelfs zolang het niet te hard vriest. Je
Je vindt onderaan de beschadigde plantendelen bruine larfjes of cocons die enkele millimeter lang zijn. Door de vraatschade tasten bacteriën en schimmels de planten aan, en zo worden je uien en prei onbruikbaar. Zorg dat de mineervlieg haar eitjes niet kan leggen. Insectengaas met een maaswijdte kleiner dan 0,8 mm biedt hiervoor de oplossing. Het vrouwtje legt al in het voorjaar eitjes, dus gaas leg je best al van bij het begin van de teelt. Laat dat insectengaas liggen tot aan de oogst, of tot de eerste nachtvorst in november.
Preventie:
Leg een Mulchlaag met boerenwormkruid. Snijd deze wilde, geurige plant in stukjes, en leg een mulchlaag van 5 cm tussen de planten en tussen de rijen. Gebruik nooit verse stalmest. De prei mineervlieg kent geen natuurlijke vijanden.
Spint, ook wel spintmijt genoemd, is in veel gewassen een plaag. Zij kunnen zich razendsnel voortplanten en veel schade veroorzaken, vooral warme en droge omstandigheden zijn ideaal voor spint. Onder glas is de bonenspintmijt, de grootste boosdoener.
Volwassen spintmijten zijn 0,5 mm groot. Ze zijn lichtgeel tot donkergroen en soms rood met twee donkere vlekken aan de zijkant. Bij 20 °C duurt de totale ontwikkeling van ei tot volwassen spintmijt ongeveer 17 dagen. In één seizoen kunnen er dus wel 6 tot 8 spintmijt generaties ontstaan. Bij 12 graden of lager staat de ontwikkeling van spint stil.
Spintmijten zuigen aan de onderkant van de bladeren. Hierdoor ontstaan gele vlekjes op de bovenkant van het blad, wat in een later stadium kan leiden tot geheel gele bladeren. De groei en productie lopen hierdoor terug en uiteindelijk kan zelfs de hele plant hierdoor afsterven. Spint tast vooral de jonge, groene delen van een plant aan. De nimfen en adulten produceren daarnaast ook spinsel. Bij grote aantallen kunnen de planten hierdoor volledig bedekt zijn met webben vol met spintmijten.
Preventie:
Controleer 2 maal per week de komkommers, aubergine en bonen zeker in de kas. Heb je spint gesignaleerd in je gewas, start dan met het weghalen van de bladeren waarop spint aanwezig is. Let hierbij goed op dat de spint niet in aanraking komt met 'schone' bladeren. Verstuif de planten met lavameel. (Werkt niet selectief) Natuurlijke vijanden zijn de roofmijt en galmug.
Tripsen worden ook wel Franjevleugeligen of donderbeestjes genoemd. Tripsen zijn zeer klein met een breedte kleiner dan 1 mm. Ze kunnen niet zo goed vliegen, door gebruik te maken van wind kunnen ze op grote hoogtes voorkomen. Onder gunstige omstandigheden kunnen tripsen zich snel vermenigvuldigen, waardoor er al een plaag ontstaat. Tripsen voeden zich met sappen uit de cellen van verschillende soorten planten en dieren door gaatjes in de cel te prikken en de inhoud op te zuigen. Dit veroorzaakt op de bladeren zilvergrijze vlekken met kleine donkergroene vlekjes (poep) erin en vermindert de productie van de plant. Bij een ernstige aantasting kunnen de bladeren zelfs verdrogen.
Tripsen zitten ook graag in de bloemen van planten omdat het insect zich voedt met stuifmeel. Misvormde bloemen en kleurafwijkingen kunnen daarvan het gevolg zijn. In kasteelten worden paprika, komkommer, roos, chrysant en gerbera aangetast. Er zijn ook soorten die nuttig zijn zij voeden zich met sappen van andere insecten of mijten de overige voeden zich met sappen uit schimmels.
Preventie:
Plant knoflook bij de gevoelige gewassen. Natuurlijke vijanden zijn de bodemroofmijt Hypoaspis tegen poppen. Tegen de larven kunnen de roofmijten Amblyseius cucumeris, swirski en Orius worden ingezet.
Emelten zijn de larven van langpootmuggen en hebben een taaie grijsbruine kleur. Het is een pootloze, made-achtige larve zonder duidelijk zichtbare kop. Een opvallend kenmerk van de larve zijn de twee achterste tracheale openingen, die door een donkere vlek en zes soortspecifiek geplaatste uitsteeksels omgeven worden. Emelten houden zich overdag schuil in een holletje onder de grond en komen 's nachts tevoorschijn om van de stengel en het blad te eten. Groenten, maar ook perkplanten evenals jonge planten zijn hiervoor bijzonder vatbaar.
Preventie:
Kijk bij jonge ongevallen plantjes en zoek naar emelten en graaf ze op. Vogels, egels, mollen, spitsmuizen en kippen zijn de natuurlijke vijanden van emelten.
De meest bekende is de larve van de meikever maar ook de larven van de junikever, de Johanneskever en de neushoornkever worden engerlingen genoemd. Ze blijven altijd onder de grond en voeden zich met allerlei wortels van planten. De engerling heeft een karakteristiek uiterlijk; een duidelijk 'C’ vormig, gekromd, rupsachtig lichaam een verdikt achterlijf. De meeste soorten hebben een harde, oranjebruine kop. De kleur van het lijf is geelwit. Aan de zijkanten zitten ademopeningen.
De larve verblijft één of meerdere jaren in de grond alvorens zich te verpoppen. De duur van het larvestadium is afhankelijk van de soort, maar kan ook beïnvloed worden door het klimaat. In Zuid-Europa heeft de meikever een ontwikkeling van twee à drie jaar, terwijl in het koudere Zweden de ontwikkeling vijf jaar kan duren.
Preventie:
Zoek naar de larven en graaf ze uit. Ook kun je nematoden kopen en inzetten. Natuurlijke vijanden in de moestuin zijn vogels en egels. Vleermuizen zijn juist dol op de kevers.
De wetenschappelijke naam voor aaltjes is nematoden. In Nederland komen ongeveer 1200 soorten aaltjes voor. Daarvan zijn er ongeveer 100 soorten schadelijk voor planten, ook wel plantparasitaire aaltjes genoemd.
Er zijn zowel nuttige als schadelijke aaltjes die in de moestuin voorkomen. Ze komen voor in alle bodemsoorten. Deze rondwormen worden ook Nematoden genoemd. Met het blote oog is hun afmeting van 1 mm amper zichtbaar. De schadelijke aaltjes zijn veel kleiner dan de aaltjes die geen schade toebrengen aan de planten. Er zijn heel veel soorten aaltjes en komen wereldwijd voor in de grond, in water, in en op dieren en in levende planten als parasiet. Bij veel soorten zijn er alleen vrouwtjes die zich zonder bevruchting kunnen voortplanten (parthenocarpie) Ongeveer 90% van de aaltjes bevindt zich in de bovenste 15 cm van de bodem. Aaltjes kunnen ook een belangrijke rol spelen in de stikstof kringloop door stikstofmineralisatie.
De aaltjes zijn onder te verdelen in:
Soorten. aaltjes waarvan de moestuinder het meeste last van kan hebben zijn:
Het vrijlevende aaltjes: De aaltjes leven vrij in de grond en voeden zich door te zuigen aan de wortels (haarwortels) van de planten. Ze veroorzaken op zichzelf weinig schade aan een gewas maar de schade stelt virussen in staat de plant binnen te dringen waardoor grote schade kan ontstaan. Dat geldt bv. voor schorseneren en uien.
De wortelknobbelaaltjes: De vrouwelijke aaltjes van deze soort leven in de wortels van planten en veroorzaken daar knobbeltjes. Deze soort aaltjes verplaatsen zich niet ver, ze komen daardoor vaak plaatselijk voor in een kas. De grootte van de schade wordt bepaald door het aantal aaltjes. Dit aaltje komt hoofdzakelijk voor op rozen maar ook op tomaten, aubergine, schorseneren en uien.
De woltelkystenaaltjes: De wijfjes van deze aaltjessoort zitten als kleine kogeltjes, cysten, ter grootte van een speldenknop op de buitenkant van de wortels. Na de oogst sterft het vrouwtje maar de eitjes kunnen vele jaren in de grond overleven. Als op die plaats een plant wordt gezet uit dezelfde plantengroep dan vindt het aaltje zijn waardplant en kan beginnen aan de volgende cyclus. Ze komen voor op aardappels en rode biet.
Stengelaaltjes: Komen hoofdzakelijk voor in bloemen en veroorzaken daar zwellingen en wratachtige vergroeiingen.
Het blad boven de aantasting blijft vaak geheel groen. Bij een ernstige aantasting ontstaan in de bladeren en
bloemen gaten met rafelige randen. Vaak is de stengel vlak onder de bloem aan één kant aangetast, waardoor deze krom groeit en de bloem scheef op de stengel komt te staan. Op de buitenste bolrok ontstaan, vooral vanuit de basis, vuilwitte, later bruinachtige verkleuringen, die naar boven toe uitwaaieren. In latere stadia kan ook wel een marmerachtige tekening ontstaan. Het zieke weefsel is enigszins bruin en korrelig. In zandgrond zal het aaltje na enkele jaren vanzelf verdwijnen in klei- en zavelgrond zijn de overlevingskansen groter. Door de strenge controle komt dit aaltje zelden voor in Nederland. Ze komen voor op selderij en uien.
Bladaaltjes: Leven op en in plantendelen boven de grond. Ze kunnen korte perioden in de grond overleven. Voor hun voeding zuigen ze aan de plant. Doordat de aaltjes een, voor de plant, toxische stof in de cellen brengen tijdens het aanprikken en leegzuigen van cellen ontstaan misvorming in de groeipunten, de bloemknoppen en totale groeiremming. Bij chrysant leidt dit tot groeiremming van de hoofd-stengel, waardoor dwerggroei ontstaat en de plant
wordt aangezet tot het vormen van zijstelen. Daardoor krijgen de planten een struikvormig uiterlijk. Bladeren die worden aangeprikt vertonen verkleuring van het bladmoes tussen de nerven. Wanneer de aantasting uitbreidt ontstaan V-vormige plekken van necrotisch weefsel. Misvorming en groeiremming ontstaan ook nadat de aaltjes de plant zijn binnengedrongen om zich voort te planten.
Preventie:
Het is van essentieel belang om een ruime teeltwisseling te hanteren. Gooi aangetaste planten niet in de compostbak. Met name de raskeuze bij aardappelen kan een belangrijke factor zijn. Ook Tagetes patula kan preventief ingezet worden. Via de wortels scheidt deze stoffen af die een aaltjes dodende werking hebben. Werkzaam bij vrijlevende wortelaaltjes en de wortelknobbelaaltjes. Bij andere aaltjes werkt het niet. Tagetes inzetten heeft alleen zijn als je deze in het wisselschema opneemt en de teeltduur minimaal 3 maanden is.
Nuttige Aaltjes
De aaltjes kunnen ingezet worden tegen allerlei ongewenste tuingasten zoals engerlingen, emelten, slakken, trips, coloradokever en mieren. De aaltjes vinden vanzelf hun weg naar het plaaginsect en dringen via de holtes naar binnen en infecteren het plaagdier met een schadelijke bacterie waardoor de gastheren binnen enkele dagen zullen sterven. De aaltjes zullen zich met de dode insecten voeden en voortplanten. Hun nakomelingen zullen dan de volgende generatie plaaginsecten te lijf gaan. Zolang de gewenste bodemtemperatuur blijft aanhouden en er voldoende voedsel beschikbaar is blijft dit proces zich herhalen. Het is wel belangrijk om de juiste aaltjes tegen het juiste plaagdier te gebruiken. Ieder plaagdier heeft een ander soort aaltje nodig om in te zetten als natuurlijke bestrijding. Deze nuttige aaltjes zijn bij diverse leveranciers te koop. Lees vooraf goed de bijsluiter.
Bij emelten: half september tot half oktober
Bij slakken: maart tot oktober (temperatuur boven de 6 graden) Je kunt ook aaltjes zelf kweken.
Mieren: april tot september (temperatuur boven de 12 graden)
Coloradokevers: mei tot oktober (temperatuur boven de 14 graden)
De kever wordt ongeveer een centimeter lang en lijkt door zijn bolle en ronde lichaam wat op een lieveheersbeestje. De coloradokever is geel tot geeloranje van kleur aan de bovenzijde en heeft altijd strepen in plaats van vlekken. De coloradokever is makkelijk te herkennen door de gele kleur van de dekschilden en de tien zwarte strepen; vijf aan iedere zijde.
De coloradokever is een serieuze plaag voor de aardappelplant, met name de larven ervan zijn erg vraatzuchtig en kunnen aardappelvelden geheel ontbladeren.
Preventie:
Zowel eitjes, larven als kevers met de hand eraf vangen. Vergeet niet onder de bladeren te kijken. Plant goudsbloemen tussen de aardappels.
De bladrandkever is een kever uit de familie snuitkevers. De kevers en larven vreten aan de planten, maar zijn in de regel weinig schadelijk. Ze hebben een voorkeur voor vlinderbloemige zoals peulvruchten en klaver en erwten van mei tot juli. Op vroeg geplante tuinbonen komen ze al vanaf begin april voor. Larven bij de wortels zorgen voor groeistoornissen. De kevers nemen ronde hapjes langs de rand van de bladeren.
De kever wordt 4-5 mm lang en heeft een bruine tot zwarte kleur. De kevers zijn met koperkleurige, grijsgroene, geelachtige of bruine schubben bedekt. Tussen de schubben zitten korte, zeer dunne haren. Over het halsschild lopen drie donkere lengtestrepen en op de dekschilden lopen afwisselend donkere en lichte lengtestrepen. Er komen echter ook kevers voor met maar één lichaamskleur, die dan donker is. De poten en antennes zijn geel- tot roodbruin. De top van de antennes is iets donkerder. De snuit ter hoogte van de facetogen wordt smaller en heeft aan de punt evenwijdig lopende banden. Het halsschild ter hoogte van de ogen is breder dan de kop en is vlak achter de voorste rand duidelijk ingesnoerd. In het midden is het halsschild het breedst.
Preventie:
Controleer de wortels van de planten voor je deze in de tuin zet. Leg planken met stro neer als schuilplaats en kijk hier iedere dag even onder en neem ze weg. Schaf een paar kippen aan en laat deze rondscharrelen. Natuurlijke vijanden zijn nematoden, vogels en loopkevers.
De Kevers zijn afkomstig uit het Middellandse Zeegebied. Opvallend zijn de kleurrijke en glimmende dekschilden met afwisselende banen in groen en rode kleur. Het glanzende kevertje tref je niet alleen aan op rozemarijn maar ook op lavendel, tijm salie en munt. Zowel de volwassen kevers als hun larven eten van deze kruiden en kunnen hiermee behoorlijk wat schade aanrichten.
Op het einde van de zomer worden de eitjes aan de onderkant van de bladeren afgezet, De eitjes komen na 10 dagen uit. De langwerpige grijze larven zijn ongeveer 2 mm groot. Op het lijfje zie je 5 donkere strepen.
Bestrijding: Handmatig verwijderen. In maart zie je de eerste kevers verschijnen. Gedurende de warmste periode in de zomer zijn ze in rust. In september zie je de kevers weer opnieuw verschijnen.
Natuurlijke vijanden: Voor zover bekend zijn er in Nederland geen natuurlijke vijanden.
Koolwitjes leggen een grote hoeveelheid eitjes en zijn een ware plaag voor de moestuinder. Rupsen zijn bladeters. Deze vertonen in het geval van een rupsenplaag tal van onregelmatig gevormde gaten en groene of zwarte korreltjes poep. Er zijn ook rupsen die stengels leegeten dit komt met name voor in de fruit teelt.
Ook de dagpauwogen, kleine vosjes, atalanta’s vlinders bezoeken de tuin regelmatig, zij leggen geen eitjes in de kolen maar komen nectar halen. Heel veel organismen hebben rupsen op het menu als voedsel staan en zijn hier afhankelijk van. Bovendien geen rupsen dus ook geen vlinders.
Preventie:
Controleer regelmatig aan de onderkant van de bladeren op eitjes. Je kunt de aanwezige rupsen met de hand verwijderen voordat ze je plant kaalvreten. Plant tijm, salie, rozemarijn, munt, dille, ui of knoflook tussen de koolplanten. Span insectengaas over de kool en hang een vogelhuisje op. Natuurlijke vijanden zijn, vleermuizen, vogels, spitsmuizen, kikkers, padden, wespen, sluipwespen en spinnen.
Er leven verschillende soorten slakken in onze moestuin, waarvan de naaktslakken het meest gezien worden als plaagdier. Huisjesslakken brengen de minste schade toe in onze tuin. Slakken veroorzaken vooral in het vroege voorjaar en najaar de meeste overlast. In de volle zomer hebben we er minder last van. De meeste slakken zijn vooral 's nachts actief. Huisjesslakken eten vooral plantaardig afval en algen en zelf de eitjes van naaktslakken staan op hun menu. Naaktslakken eten hoofdzakelijk zacht plantenweefsel, en richten dus het meeste schade aan. Slaken vreten aan de bladeren waardoor deze bevattelijk worden voor schimmels en bacteriën. Overdag vind je de slakken veelal op vochtige plaatsen onder stenen, tussen dichte beplanting, onder bloempotten, tussen rottende bladeren of compost. Natuurlijke vijanden zijn padden, egels, spitsmuizen en tal van vogelsoorten.
Preventie:
Slakken hebben ook een hekel aan koffieprut, zaagsel, koffiegruis, cacaodoppen en sparrennaalden. Leg bladeren van de rabarberplant, hier kruipen ze onder waarna je de slakken kunt oprapen.
Het inzetten van nematoden wordt ook vaan succesvol toegepast. Wel duurt het wat langer eer je resultaat merkt.
Aaltjes kopen:
Deze zijn bij diverse leveranciers te koop in een pakje No-slug. Lees vooraf goed de bijsluiter.
Zelf aaltjes kweken:
Neem een emmer met een goed sluitende deksel. Maak gaatjes onder de rand. De gaatjes moeten heel klein zijn zodat de slakken er niet uit kruipen (max. 2 mm). Onderin de emmer doe je een klein laagje regenwater. Leg er nu een stevig koolblad in en leg hier wat sla blaadjes op. Dan verzamel je een aantal naaktslakken, het aantal is afhankelijk van de maat van je emmer. Je doet de emmer dicht en zorgt dat hij niet in de zon staat. Schud dagelijks even voorzichtig heen en weer en geeft ze af en toe een vers blaadje sla. Na twee weken zijn alle slakken dood omdat ze vanbinnen zijn opgevreten door de aaltjes die de slak al bij zich droeg. De aaltjes hebben zich in de slak vermenigvuldigd en zitten nu in het water. Pak een tweede emmer, hang er een zeef boven en giet alles er in. Doe wat water in je kweekemmer en schud deze om en giet door de zeef. Herhaal dit een paar keer met ongeveer een emmer water. Gooi de dode slakken op de composthoop. In je emmer zitten nu de nematoden, ze zijn heel klein dus je kunt deze niet zien. Giet het water met de aaltjes over in een gieter en giet deze uit op het einde van de dag als de zon onder is op vochtige plekken met veel slakken en bij gewassen die worden aangevreten. De aaltjes zoeken vanzelf hun gastheer (slak) op. Giet niet in de zon en op droge aarde want dan verdrogen de nematoden voor ze zich in hun gastheer hebben kunnen nestelen. Vergeet niet om ook je composthoop met nematoden te behandelen, aangezien veel naaktslakken zich verstoppen onder compost. Na een paar weken ga je weer opnieuw beginnen, zodat je ze elke vier tot zes weken weer opnieuw bij de gewassen kunt gieten. De beste tijd om te beginnen, is in maart of in april als de bodemtemperatuur boven de 6 graden is en als de planten beginnen uit te lopen of er al slijmsporen te zien zijn. De bestrijding met nematoden kan vervolgens tot oktober doorgaan, zolang de bodemtemperatuur nog boven de 6 graden is.
Hoe gaat het in zijn werk.:
De aaltjes vinden vanzelf hun weg naar de naaktslak en dringen via de natuurlijke holtes naar binnen en infecteren het plaagdier met een schadelijke bacterie waardoor de gastheren binnen enkele dagen zullen sterven. De aaltjes zullen zich met de dode insecten voeden en voortplanten. Hun nakomelingen zullen dan de volgende generatie plaaginsecten te lijf gaan. Zolang de gewenste bodemtemperatuur blijft aanhouden en er voldoende voedsel beschikbaar is blijft dit proces zich herhalen en zullen er steeds minder slakken zijn.
De algemene tekenen zijn nestelgebieden onder afval, houtwerk, regenpijpen en in en rondom schuurtjes en kassen. Stelsels van tunnels met verschillende kamers en uitgangen. Veldmuizen kunnen een groot tunnelstelsel maken met smalle gangen wat resulteert in een zacht en oneffen oppervlak van gras en aarde. Kleine knaagsporen op fruit of zaden. Klein fruit zoals bessen kunnen verspreid op de grond onder planten gevonden worden. Verscheurd papier in tuinhuisjes en schuren toont dat muizen nestmateriaal aan het verzamelen zijn. Het vonden van muizenkeutels.
muizen zijn vele malen kleiner dan ratten. Hun staart is net zo lang als hun lijf. Muizen zijn zoogdieren en kunnen zich razendsnel voortplanten. Muizen bakeren hun leefgebied af door druppels urine achter te laten.
Soorten muizen Kenmerken
Huismuis Kleur bruin tot zwart, lengte 8 cm., knaagdier
Bosmuis Licht gekleurde buik, knaagdier
Veldmuis Stompe snuit, korte staart, knaagdier
Woelmuis Stompe snuit, korte staart, korte poten, geen winterslaap, knaagdier
Spitsmuis Spitse snuit kleine oogjes, nuttig in de tuin, insecteneter, geen knaagdier
Preventie:
Laat geen voedsel rond slingeren maar berg alles goed op in dichte boxen, trommels of bussen. Geef kippen, vogels of konijnen het voedsel wat ze opeten. Plaats klapvallen, de dode dieren moet je dan wel uit de val halen, leg ze ergens neer waar ze nog als voedsel voor vogels en katten kunnen dien. Vindt je dit geen prettig idee plaats dan een vangkooien of vangfuik en laat de muizen elders vrij. Natuurlijke vijanden zijn vogels, katten en uilen.
Ratten kunnen een gezondheidsrisico vormen voor mensen en huisdieren. Ziekten die ze over kunnen brengen zijn onder meer salmonella, de ziekte van Weil, E. coli en TBC. Ratten dragen ook vlooien, mijten en teken bij zich en kunnen acute allergische reacties veroorzaken.
Algemene tekenen zijn hun holen (burchten) van ongeveer 6 tot 9 cm in diameter op rustige plaatsen, in de buurt van voedsel. Loopsporen. Ratten onthouden hun routes en gebruiken deze steeds opnieuw, van en naar hun schuilplaatsen.
Uitwerpselen tussen 15 en 20 mm lang, cilindervormig, plat aan één kant en gepunt aan de andere kant. Knaagschade.
Ratten vermenigvuldigen zich veelvuldig voor, Nesten bevatten vaak jonge ratten. Holen in de tuin, vooral in composthopen of onder schuren of onder planken.
Soorten ratten Kenmerken
Bruine rat Lengte 20-30 cm., staart 15-22 cm. De buik is lichter van kleur, agressief, brutaal, rioolrat
Zwarte rat Lengte 15-24 cm., staart 17-25 cm. En rechtopstaande oren.
Preventie:
Plaats klapvallen, de dode dieren moet je dan wel uit de val halen, leg ze ergens neer waar ze nog als voedsel voor vogels en katten kunnen dien. Vindt je dit geen prettig idee plaats dan een vangkooien of vangfuik en laat de ratten elders los. Doe dit wel ver genoeg weg, want ratten kunnen de weg makkelijk terug vinden. Natuurlijke vijanden zijn uilen, marterachtigen, katten.
Op zich zijn vogels belangrijk in je tuin omdat deze larven, rupsen, slakken en insecten eten. Maar vogels kunnen ook grote schade aan de gewassen aanbrengen.
Zonnebloemen. Vogels zijn gek op zonnebloempitten. Door zonnebloemen te planten zorg je ervoor dat de vogels de gewassen minder interessant vinden.
Koop fruitnetten met mazen van 2 x 2 cm. Gebruik geen net met grotere mazen hierin kunnen de vogels verstrikt raken. Zet een paar bogen over het te telen bed en span hier het net overheen. Of maak met stokken een soort van kooi.
Maak een spiegelketting met oude C.Ds, om vogels uit de moestuin te weren. De blinkende, glanzende plaatjes vangen het zonlicht op en reflecteren het in het rond. Deze lichtflitsen houden vogels uit de buurt van uw gewassen. Vogels wennen snel aan allerlei voorwerpen. Dus plaats deze vlak voor het zaaien en bij het afrijpen van de gewassen, daarna kunt u deze weer verwijderen.
Deze knaagdieren kunnen behoorlijke schade aanrichten in de moestuin. De dieren zijn overwegend in de avond en nacht actief.
Om konijnen en hazen te weren op je tuin, kun je konijnengaas of kippengaas aan de onderkant van de omheining plaatsen. Graaf deze 25 cm in de grond zodat deze dieren niet vlak onder de omheining door kunnen graven. Maak de omheining zelf 1 meter hoog. Brandnetelgier giet deze aan de voet van gewassen, deze sterke geur houd de dieren op afstand. Natuurlijke vijanden:
Fretten zijn de natuurlijke vijanden van konijnen. Mocht je aan de mest van fretten kunnen komen, strooi deze dan aan de voet van de gewassen en de konijnen gaan ervandoor.
Kijk voor meer plaagdieren bij "plagen”
Kijk voor ziektes bij: Ziektes in de moestuin
Een ecologische aanpak is gebaseerd op preventieve maatregelen. Deze heeft altijd de voorkeur, het natuurlijk evenwicht wordt hierdoor het minste verstoord.
Barrières
Misleiden door kleur, geur, smaak
Verjagen
Maak een spiegelketting met oude C.Ds, om vogels uit de moestuin te weren. De blinkende, glanzende plaatjes vangen het zonlicht op en reflecteren het in het rond. Deze lichtflitsen houden vogels uit de buurt van uw gewassen. Vogels wennen snel aan allerlei voorwerpen. Dus plaats deze vlak voor het zaaien en bij het afrijpen van de gewassen, daarna kunt u deze weer verwijderen. Of hang twisters of reflector plaatjes op.
Vangen
Samengevat
Maak je tuin aantrekkelijk voor nuttige dieren zoals, padden, kikkers, vleermuizen, sluipwespen, zweefvliegen, lievenheersbeestjes, bijen, hommels, vlinders en libellen. Je kunt dit bereiken door:
Een insectenhotel
Nestkast ophangen
Oorwormen potje
Hommelhuisje
Takkenrail maken
In de winter de tuin niet al te netjes opruimen, maar zorg voor schuilplaatsen.
Moestuinders houden over het algemeen hun tuin heel erg netjes bij, vaak wordt dit ook bij Volkstuinverenigingen geadviseerd zoals bladafval en uitgebloeide bloemen en plantenresten verwijderen en dat voor de winter de tuin zwart moet liggen. (Leeg en opgeruimd) Maar helaas zijn er hierdoor geen schuilplaatsen voor natuurlijke vijanden. Het bodemleven zal hierdoor ook minder actief zijn waardoor de bodem verarmt. Hierdoor houden wij zelf juist de plagen in stand. Je tuin kan er nog steeds goed uitzie ook al laat je bladafval liggen en uitgebloeide bloemen en planten laat staan, deze kunnen een doel hebben en zelfs nuttig zijn. Zo kun je mulch van bladeren toepassen niet alleen voor je bodem maar ook allerlei dieren kunnen zich hierin verschuilen. Uitgebloeide bloemen, planten en het plaatsen van een takkenril kunnen ook als schuilplaats dienen en om in de winter te overleven. Opruimen ok, maar wel met mate.
Het mag duidelijk zijn dat het belangrijk is om hulptroepen naar uw tuin te lokken door zoveel mogelijk verschillende soorten gewassen te telen. Denk hierbij ook aan combinatieteelt en nuttige bloemen en kruiden. (Zie hiervoor ook bij item Ecologisch tuinieren en dan bij teeltplan) Men kan diverse composietensoorten en schermbloemige aanplanten zodat er het hele tuinjaar wat in bloei staat. Composietensoorten leveren het voedsel en schermbloemige verschaffen een zitplaats. Zet b.v een vlierboom in je tuin, in het voorjaar zitten hier al vroeg luizen op, laat deze rustig zitten want hiermee trek je o.a lievenheersbeestjes aan naar je tuin. Het is aan te raden om een of meerder planten die aangetast zijn te laten staan. Hierdoor trek je juist de hulptroepen aan, zodat deze de plagen in bedwang kunnen houden. Op deze manier zullen zij dan ook de andere planten bescherming bieden.
Te gebruiken als combinatieteelt om verwarring te creëren d.m.v geur, kleur en smaak.
Goudsbloem: Tegen bladluis, witte vlieg en aardappelkevers. Zet deze bij aardappels, tomaten, aubergine, sla, wortels, ui, stengel ui en kolen.
Incarnaatklaver en Papaver Slaapbol: Trekken hommels aan voor bestuiving bij pompoen en courgette.
Kamille: De geur zorgt voor verwarring. Zet bij kool, raapsteel, mizuna. Versterkt de groei van uien, stengel ui en weert uienvlieg. Ongunstig bij aardappel.
Lavendel: De geur van lavendel schrikt motten en bladluizen af.
Oost-Indische kers: Tegen bladluis en witte vlieg. Oost-Indische kers is een vangplant. Zet ze bij augurk, komkommer, tomaten, aubergine, paprika, aardappelen, bonen en kolen. Ongunstig bij pompoen.
Siererwt: Trekken allerlei insecten aan die voor de bestuiving van de bonen bevorderen en de opbrengst van de oogst kunnen bevorderen.
Tagetes: Deze scheiden een stof af die aaltjes doodt en met hun geur andere insecten afschrikt. Zet ze bijvoorbeeld naast aardappelen, tomaten, komkommer, augurk, bonen, wortels, prei en ui.
Vergeet-me-nietjes: Deze bloemen weren wormen de frambozen af.
Zonnebloemen: Deze trekken insecten, bijen en vogels aan die in ruil daarvoor schadelijke insecten zoeken in je moestuin. Laat de planten ook gedurende de winter staan.
Zinnia: Het zijn prachtige bloemen die lang in bloei blijven staan en veel vlinders en bijen aantrekken. Zet een paar planten bij tomaten, paprika,s en aardbeien zodat je planten zeker bevrucht worden.
Basilicum: Tegen witvlieg bij de tomaten aubergines, komkommers, paprika, knol/selderij. Zet ook een paar planten in de kas.
Boerenwormkruid: Mieren en kevers houden er niet van. Zet wat planten bij aardappelen en aubergines. Leg een mulchlaag van 5 cm in stukken geknipt van dit kruid bij prei om de prei mineervlieg te weren.
Bieslook: Houdt schimmels tegen zet deze plant bij rozen en wortel.
Citroenkruid: Weert koolwitje bij kolen. Zet ook bij fruitbomen tegen fruitmot.
Dille: Houdt luizen weg bij kool en bonen. Gunstig bij aardappelen, augurk, komkommer, sla, ui, erwt, kapucijnen, raapsteel, rode biet en suikermais. Ongunstig bij tomaat en wortel.
Komkommerkruid (Borage of Benargie): Trekt veel bijen en wespen aan. Zet deze plant bij pompoen, courgette en aardbei.
Knoflook: Beschermt aardbeien tegen schimmels. Gunstig bij framboos, tomaat, rode biet en wortel. Om slakken te weren in de moestuin kun je overal een aantal teentjes knoflook planten.
Mierikswortel: Houdt de coloradokever op afstand. Zet deze plant naast de aardappels. Mierikswortel kan ondergronds wel flink woekeren.
Munt: Tegen koolvlieg.
Rozemarijn: Tegen kool- en wortelvlieg.
Kruidnagel: Steek kruidnagel in de grond bij mierennesten.
In Nederland zijn wel meer dan zestig verschillende soorten Lieveheersbeestjes. Een aantal hiervan zijn heel nuttig omdat zij luizen eten. Met name de larven zijn enorme luizen eters. Er zijn ook soorten die enkel planten of schimmels eten, zij kunnen ook ziekten overbrengen.
De sluipwesp is heel nuttig beestje. Je kunt ze in een doosje kopen of naar je tuin lokken. Volwassen sluipwespen eten stuifmeel en nectar. Dus plant bloemen met enkelvoudige en open bloemen die in het vroege voorjaar en in de late herfst bloeien, zaden of vruchten geven. Sluipwespen prikken in een lijf van een luis of een witte vlieg. Ze leggen daarin een eitje dat vervolgens uitkomt en van binnenuit het insect opeet. De larve scheidt stoffen af die de organen van het insect vers houdt. Sommige sluipwespen prikken ook precies op de juiste plek in het zenuwstelsel van een rups waardoor ze verlamd raken en vervolgens opgegeten kunnen worden door de larven.
Solitaire bijen leven in tegenstelling tot andere bijensoorten niet in een grote groep zoals honingbijen en enkele soorten hommels waar zij een sociale levenswijze hebben, doet de solitaire bij alles alleen. Solitaire bijen hebben een kleinere angel dan andere bijensoorten. De mannetjes hebben geen angel.
Solitaire bijen zorgen voor de bestuiving van bloemen. Bijen blijven meestal bij dezelfde soort bloem, totdat alle nectar op is. De bestuiving vindt dus ook altijd plaats met nectar van dezelfde soort bloem.
Voorbeelden van solitaire bijen in ons land zijn: zijdebijen, groefbijen, zandbijen, metselbijen en behangersbijen
Vlinders bestuiven bloemen als ze nectar komen opzuigen. Verder eten heel wat andere dieren rupsen, poppen en vlinders, waardoor ze hun nut hebben als voedsel voor die dieren.
Sommige vlindersoorten zijn heel gevoelig voor veranderingen in de omgeving waar ze leven. Wanneer een soort op een bepaalde plek voorkomt kan dit een een indicator zijn om te zien of het goed gaat met de natuur. Wanneer een soort niet meer voorkomt dan betekent dit dat het niet goed gaat met de natuur. Omdat de rupsen aan bepaalde planten gebonden zijn als voedselplant.
Dit zijn heel mooie, groene vliegachtige insecten die met de wind mee zweven. De volwassen dieren van de groene gaasvlieg, of goudoogje, hebben een vleugelspanwijdte tot 3 cm. Er zijn groene, bruine en beige soorten. Kenmerkend zijn de twee paar tere vleugels. Deze hebben een zeer fijn netwerk van adertjes en lijken op gaas, vandaar de naam van deze groep. De eieren worden één voor één, in groepjes op bladeren of op schors afgezet. Elk eitje staat op een dun steeltje van ongeveer 10 mm. De larven zijn langwerpig met poten en grote kaken. De larven jagen op bladluizen, trips, mijten en jonge rupsen.
Zweefvliegen hebben een zwart lijf met gele tekening zodat ze op een wesp lijken. Een zweefvlieg kan stil in de lucht hangen een wesp kan dat niet. Er zijn driehonderd verschillende soorten zweefvliegen. Bepaalde soorten zetten hun eitjes af bij bladluis kolonies en zuigen de luizen uit. Larven kunnen wel driehonderd bladluizen per dag leegzuigen. De bessenzweefvlieg en de halve maan zweefvlieg zijn twee bekende soorten die heel nuttig zijn.
De Pyjama zweefvlieg eet stuifmeel en zuigt nectar op en is nuttig voor de bestuiving. Het vrouwtje legt de larven in een luizenkolonie waar de larven uitsluitend de luizen eten.
Roofwantsen zijn er in veel soorten. Roofwantsen zijn 2 tot 6 mm lang en hebben een spitse steeksnuit. Zij zijn bruin-zwart van kleur met lichte vlekken op de dekschilden. Kenmerkend zijn het grote, driehoekig schild achter het borststuk en de vleugels die in de voorste 2/3 leerachtig zijn en achteraan voor een derde doorzichtig zijn. Kenmerkend is de steeksnuit waarmee zij hun prooi uitzuigen. De eieren worden in het weefsel van bladeren gelegd. De larven zijn ovaal van vorm en lijken op het volwassen dier. Ze zijn licht- tot donkerbruin van kleur en eten hetzelfde voedsel als de volwassen dieren zoals bladluizen, bladvlooien tripsen, spintmijten en de larven van de galmug.
Spinnen vallen niet onder de insecten maar spelen wel een belangrijke rol in de ecologische tuin. Spinnen zijn zeer nuttig in de tuin, omdat het rovers zijn. Ze voeden zich met grote aantallen plantenetende insecten en geleedpotigen, daardoor helpen ze op natuurlijke wijze, om de planten te beschermen. Sommige soorten zijn ‘s nacht actief en andere overdag. Ze jagen zowel hoog als laag in planten en op de grond.
Spinnen zijn gek op uitstekende takken om er hun web aan te maken. Snoei niet elk uitstekend takje weg.
Er bestaan in Nederland wel zo'n 400 verschillende soorten. Ze hebben een klein borststuk en een relatief groot en langwerpig achterlijf. Het borststuk en het achterlijf zijn duidelijk van elkaar gescheiden. Loopkevers zijn vaak zwart of bruin van kleur, soms met een groen of blauwkleurige metallic glans. Het zijn rovers, die rupsen, bladluizen, larven en slakken eten. Ze eten hun prooi door er eerst op te braken en dan even te wachten tot de enzymen het maal meer vloeibaar hebben gemaakt. De meeste loopkevers zijn nachtdieren, dus ze zitten overdag in blad, stapels oud hout of onder grote stenen. In een mulchlaag kunnen wel tot 150 loopkevers per m²
Oorwormen zijn kruipende insecten, ze vliegen zelden tot nooit. Mannetjes zijn te herkennen aan het achterlijf met 10 segmenten en de tangen aan het achterlijf zijn groter en sterker dan bij het vrouwtje en staan gekromd. Vrouwtjes hebben maar acht segmenten, vaak zijn de tangen bij vrouwtjes rechter. De gewone oorworm is te vinden onder allerlei afval, onder stenen, in composthopen, bloempotten, molm en boomschors, tussen bladeren en planten, onder oude planken en dikwijls in bloemen.
Oorwormen hebben door hun soms enorme aantallen een belangrijke rol bij het verwerken van organisch materiaal tot kleinere stukjes die vervolgens verder worden afgebroken door schimmels en bacteriën. Oorwormen worden als nuttige dieren beschouwd in de ecologische tuin, zij kunnen grote aantallen, zachte, kleine diertjes zoals insectenlarven, kevertjes en bladluizen verorberen.
Echter wanneer ze in grote hoeveelheden aanwezig zijn kunnen zij als plaag worden gezien, omdat ze vruchten en bloemen aanvreten en kleine beschadigingen in een bloem of vrucht aanbrengen die te herkennen zijn als kleine, ronde vraatsporen. Ook kunnen ze verschillende plantenziektes overbrengen.
Oorwormen vangen
Wanneer we plaagdieren gaan bestrijden bestaat de kans dat we er juist nog een probleem bij creëren. Voor de natuurlijke vijanden (hulptroepen) zal er te weinig voedsel zijn waardoor hun aantal drastisch zal afnemen. Ze kunnen zich niet voldoende ontwikkelen of zullen door voedselgebrek vertrekken.
Bedenk dus allereerst of het wel noodzakelijk is om in te grijpen in het natuurlijke proces. Of dat je met de natuur meebeweegt. Ingrijpen kan ook gevolgen hebben voor nuttige insecten en het bodemleven.
Gesteentemeel
Lavameel en basalt kennen een lange geschiedenis wat betreft gewasbescherming. Maar is lange tijd door de komst van chemische middelen verdrongen. Biologische en ecologische telers gebruiken weer steeds vaker gesteentemeel als preventief middel tegen ziekten en plagen i.p.v chemische bestrijdingsmiddelen.
Het fijne poeder dient verstoven te worden op droge dagen of in de kas. De producten hebben een plant versterkende werking en bieden bescherming tegen diverse plagen en ziekten. Het fijne poeder dringt in de poriën en longen waardoor de plaagdieren sterven. Besef wel dat ook de aanwezige hulptroepen die in de nabijheid zijn hierdoor getroffen kunnen worden. Gesteentemeel is een niet selectief middel. Draag een stofmasker bij bestuiving.
Plantenextracten
Er zijn allerlei plantenaftreksels zoals plantenthee, plantenextract en zeewierextract. (Zie hiervoor bij item "meststoffen – plantaardige meststoffen – gier en plantenextracten.) Deze werken plant versterkend en misleidend door hun geur. (niet de plantengier hiervoor gebruiken) Plantenextracten dienen op bewolkte dagen verneveld te worden.
Oliën
Neemolie, koolzaadolie en etherische oliën kunnen ook ingezet worden als natuurlijk bestrijdingsmiddel. Gebruik altijd biologische varianten. Lees voor gebruik wel heel goed de bijsluiters. Sommige oliën worden door de plant opgenomen en komen dus ook in het gewas terecht of zijn belastend voor de bodem.
Huishoudelijke producten zoals zout, azijn en water met zeep werken alleen als symptoom bestrijding en verstoren het natuurlijke evenwicht in de bodem en worden derhalve afgeraden. Lokmiddelen die gemaakt zijn met maismeel of bakpoeder en gemengd zijn met zoetigheid wordt ook afgeraden. Wanneer mieren hiervan eten zal hun maag opzetten en uiteindelijk klappen de beestjes gaan een zeer pijnlijke dood tegemoet.
Biologische pesticiden hebben minder nadelen dan chemische pesticiden maar dat is niet altijd zo. Deze groep biedt wel middelen aan met een grotere selectiviteit naar ziekten en plagen waardoor onbedoelde dieren minder vaak ook het slachtoffer worden. Tevens hebben zij vaak een snellere afbreekbaarheid. Het lijkt of Biologische bestrijdingsmiddelen oke zijn maar de term "Biologisch of Ecologisch" zijn bij bestrijdingsmiddelen niet wettelijk beschermd en kunnen dus misleidend zijn. Lees de ingrediënten lijst zorgvuldig door om te kijken of het product geen chemische-synthetische stoffen bevat die schadelijk kunnen zijn.
Er zijn uit deze groep ook producten die verbazingwekkend toegestaan zijn in de biologische landbouw, dit is alleen toegestaan wanneer er geen ander middel op voorhand is. Gebruik biologische bestrijdingsmiddelen dan ook alleen als laatste redmiddel maar liever niet.
Herbiciden: chemische bestrijding van planten.
Insecticiden: chemische bestrijding van insecten.
Fungicidin: chemische bestrijding van schimmel.
Acaricide: chemische bestrijding van spinnen en mijten.
Nemaricide: chemische bestrijding van aaltjes.
Molluscicide: chemische bestrijding tegen slakken.
Pesticiden werken snel, maar tijdelijk. De overlevers worden sterker en kunnen resistent worden voor het bestrijdingsmiddel waardoor de plaag alleen maar kan toenemen. De meeste chemische bestrijdingsmiddelen breken maar langzaam af waardoor deze in de lucht en het water terecht komen. Chemische bestrijdingsmiddelen horen niet thuis in een wereld waar we zuinig op moeten zijn. Het gebruik van pesticiden wordt sterk afgeraden.
Bijwerkingen
Pesticiden vrije moestuin
Of je nu een grote of een kleine tuin hebt, iedereen kan pesticidenvrij moestuinieren.
Kies voor gifvrij tuinieren. Zodat er geen gif in het ecosysteem komt.