Een teeltplan is een schema wat je maakt vóór ieder tuinseizoen. Dit heeft als doel om de wisseling van plaats van de te telen gewassen per jaar in kaart te brengen. Waardoor een bepaald gewas pas na enkele jaren weer in hetzelfde vak terug komt.
Een teeltplan maken is niet alleen voor dit jaar belangrijk, maar ook voor de jaren daarop. Om de grond gezond te houden is een rotatiesysteem erg belangrijk. Het is geen verspeelde moeite om een teeltplan te maken en deze te bewaren.
Het teeltplan bestaat uit de volgende aspecten
Maak een ontwerp
Meet je tuin op en neem de maat op schaal over op papier of maak je ontwerp in een excel sheet op de computer. Teken hier de bebouwing in zoals, huisje, terras, kas en compostbak, plattebak. Wanneer je een stuk grond gereserveerd hebt voor vaste kruidenplanten, bloemen of een stuk voor fruitstruiken teken je deze er ook in. Neem ook de hoofd looppaden op in je ontwerp. Je hebt nu de teeltbare grond over.
Maak een lijst met de gewassen die je zou willen kweken. Sorteer deze per gewasgroep.
Verdeel deze in de 6 vakken voor de gewasgroepen: aardappelvak, peulvak, koolvak, bladvak, vruchtvak, wortel/knol vak. In ieder vak kun je nu meerdere teeltbedden tekenen. Schrijf nu de naam van het te telen gewas in het juiste vak van de desbetreffende gewasgroep. Wanneer je van de ene groep te veel soorten hebt en deze dus niet allemaal kwijt kunt in het desbetreffende vak moet je dus keuzes maken.
Er zijn ook uitzonderingen zoals winterpostelein, veldsla, Nieuw-Zeelandse spinazie en suikermaïs zijn met geen enkele andere groente verwant en zijn dus niet gebonden aan een gewasgroep. Je kunt ze dus overal nog tussen zaaien of planten. Wanneer je geen aardappels kweekt kun je dit vak reserveren voor aardbeien deze dien je ook mee te nemen in het wissel/rotatieplan.
Het tijdschema
Dit is het tijdschema waarin staat op welke volgorde de teeltwisseling elkaar opvolgt.
Hierin staat wanneer je welke gewassen wilt zaaien, planten en oogsten. Bedenk ook hoeveel tijd je kunt besteden aan je tuin. Wanneer je erg weinig tijd hebt voor je moestuin kun je hier rekening mee houden met de keuze welke groenten, fruit en kruiden die je wilt gaan kweken. In plaats van zelf te zaaien kun je ook plantjes kopen.
De beschikbare oppervlakte
Een grote groentetuin heeft het voordeel dat je hier makkelijke een teeltplan voor kunt maken dan een kleinere. In een kleine moestuin is het verstandig om selectief te werk te gaan en alleen die gewassen te zetten die makkelijk te telen zijn en een hoge opbrengst hebben. Wanneer je de mogelijkheid hebt om een stukje grond te reserveren om een platte bak te maken zou dit ideaal zijn. Hierin kun je dan onder glas al vroeg wat lage groente zaaien zoals sla, raapstelen en spinazie.
Wat is vruchtwisseling
Vruchtwisseling is hetzelfde als teeltwisseling, teeltrotatie of wisselteelt.
Vruchtwisseling is het afwisselen van verschillende plantensoorten op verschillende plaatsen in verschillende jaren. De vruchtwisseling is nodig om planten en bodem gezond te houden. Iedere plantenfamilie heeft zijn eigen gevoeligheid voor bepaalde ziektes heeft zoals schimmels en insecten en heeft een ander bemestingsplan nodig. We maken hiervoor gebruik van een wisselschema / rotatieplan.
Wat is een Wisselschema ookwel Rotatieplan genoemd
Hierin wordt bepaald om de hoeveel jaar het gewas mag terug komen op dezelfde plaats. Over het algemeen wordt hiervoor een schema van om de 6 jaar aangehouden. Pas het zevende jaar komt het gewas weer in het oorspronkelijke vak terug te staan. Het wisselschema bestaat dan ook uit 6 vakken: aardappelvak, peulvak, koolvak, bladvak, vruchtvak, wortel/knol vak. Sommige volkstuinen hanteren een eigen schema voor het telen van aardappelen wat wellicht niet overeenkomt met jou wisselschema. Je dient je in de meeste gevallen aan het regelement van jou volkstuin te houden. Wellicht kun je een gesprek aangaan met het desbetreffende bestuur.
Waarom is een wisselschema / rotatieplan nodig
Om de beste kwaliteit van zowel het gewas als de grond te waarborgen. Iedere gewas heeft een eigen behoefte aan voedingsstoffen en worteldiepte. Plantenfamilies hebben bovendien ieder hun kenmerkende problemen en ziektes. Daarom is het van belang om wisselteelt toe te passen.
Hoe gaat dit wisselschema of rotatieplan in zijn werk
Ieder vak vertegenwoordigd één gewasgroep waarop men meerdere soorten gewassen kweekt die tot dezelfde groep behoren. Ieder jaar schuift deze gewasgroep door naar het volgende vak. Hierdoor komt er steeds een andere gewassoort in het vak te staan. Echter het doorschuiven gaat niet op willekeurige vollegorde maar volgens een bepaald principe. Zo blijft de bodem in balans en verminder je de kans op ziekten in je gewassen.
Een bekend ezelsbruggetje voor dit principe is:
Alle Pesticiden Kunnen Beter Vermeden Worden.
De eerste letter van ieder woord staat voor de desbetreffende gewasgroep.
Aardappelen, Peulgewassen, Koolgewassen, Bladgewassen, Vruchtgewassen, Wortelgewassen.
Opmerking doorschuiven: schuif per gewassoort van onder naar boven een vak omhoog. Dus het wortelgewas verschuift naar vruchtgewas en vruchtgewas naar bladgewas enz. Eenmaal boven aangekomen schuift het aardappelgewas naar beneden waar eerst het wortelgewas stond. Zo ontstaat er een 6 jarig rotatieplan. Zie schema hieronder.
Het 6 jarig wisselschema of rotatieplan
Na het zesde jaar begin je weer van voor af aan bij het eerste jaar.
Eerste jaar | Tweede jaar | Derde jaar | Vierde jaar | Vijfde jaar | Zesde jaar | Eerste jaar | |
Vak1 | Aardappel | Peulgewas | Koolgewas | Bladgewas | Vruchtgewas | Wortelgewas | Aardappel |
Vak2 | Peulgewas | Koolgewas | Bladgewas | Vruchtgewas | Wortelgewas | Aardappel | Peulgewas |
Vak3 | Koolgewas | Bladgewas | Vruchtgewas | Wortelgewas | Aardappel | Peulgewas | Koolgewas |
Vak4 | Bladgewas | Vruchtgewas | Wortelgewas | Aardappel | Peulgewas | Koolgewas | Bladgewas |
Vak5 | Vruchtgewas | Wortelgewas | Aardappel | Peulgewas | Koolgewas | Bladgewas | Vruchtgewas |
Vak6 | Wortelgewas | Aardappel | Peulgewas | Koolgewas | Bladgewas | Vruchtgewas | Wortelgewas |
Men maakt onderscheidt tussen vroege, midden en late aardappels. Wanneer u biologische wilt tuinieren kies dan rassen die weinig vatbaar (resistent ) zijn voor phytophthora( aardappel ziekte).
Peulvruchten vind je in bijna elke moestuin. Stokbonen herken je aan de lange bamboe stokken met klimmende bonen soorten eraan zoals snijbonen en stok sperziebonen. Daarnaast zijn er ook nog lage bonen dit zijn de stambonen. Ook de tuinbonen en de doperwten horen in het peulenvak thuis. Bonen en peulen hebben een hekel aan te veel mest. Bijzonder aan peulvruchten is dat zij weinig voeding nodig hebben, Dat betekend niet dat ze helemaal geen bemesting nodig hebben, juist in de beginfase kan een hoeveelheid stikstof nodig zijn.
Er zijn veel overeenkomsten tussen de verschillende soorten. Kool heeft een flinke bemesting met behoorlijk wat stikstof nodig. Koolsoorten zijn snelle groeiers, maar hoe langzamer de kool groeit hoe compacter de kool wordt en hoe beter hij te bewaren is. In het begin van het seizoen kan de kalkgift en bemesting het beste in dit vak toegepast worden.
Bladgroente groeien vaak snel. Bladgroente houden van een stikstofrijke en een vrij vochtige en goed doorlatende bodem. Bladgroente zijn meestal snelle groeiers en gevoelig voor vroegtijdig schieten. Zaai daarom geregeld in wat kleinere hoeveelheden, zodat u constant kunt oogsten.
Vruchtgewassen hebben vaak meer tijd en aandacht nodig. Makkelijk te telen zijn de courgette en de pompoen. Dat zijn echte aanraders voor beginners.
Wortel en knolgewassen stellen vergelijkbare eisen aan de bodem. De meeste wortel- knol gewassen hebben geen zware bemesting nodig. Ze doen het goed in losse grond, waarin ze gemakkelijk kunnen wortelen. Stikstof stimuleert vooral de ontwikkeling van het blad en dat is wat je niet wil. Bij zware grond meng je eventueel zand door de bodem om de grondstructuur te verbeteren en om geen vervorming van de wortels of knollen te krijgen. Veel wortelgewassen hebben last van knaagende bodeminsecten.
De groenbemesters die als hoofd- of als na-teelt gezaaid worden zoals: Phacelia, luzerne, lupine , rode klaver, gele mosterd, boekweit en rogge. Deze kunnen worden opgenomen in het teeltplan. Houd daarbij wel rekening met de familie van de groenbemester en neem deze op in het juiste vak.Voorbeeld: Gele mosterd behoord tot de kruisbloemige dus deze kan in alleen worden opgenomen in het koolvak.
Niet alle gewassen staan even lang op het veld. In veel gevallen is het mogelijk om voor of na het hoofdgewas nog een ander gewas te telen met een kortere groeiperiode. Hiermee kun je dus rekening houden in het teeltschema.
Voorgewas | Hoofdteelt |
|
|
Hoofdteelt | Náteelt |
|
|
Hoofdteelt waarbij géén voor of na gewas geteeld kan worden
Hoeveelheid per gewas
De bewaarmethode
Bij het maken van een teeltplan kun je ook rekening houden met de bewaarmethode. Kan ik alles in een keer verwerken. Er zijn diverse mogelijkheden om je groenten te bewaren.
Kortom het opstellen van een teeltplan is een leuke winterklus. We moeten vaak concessies doen omdat we niet genoeg ruimte hebben, of we willen veel van de ene soort en weinig van een ander soort telen. Een perfect plan bestaat dus niet. Kortom gewoon beginnen en de ervaringen verwerken in het teeltplan voor volgend jaar. Bij het opstellen kan het handig zijn om eens bij de buren te vragen hoe zij dit doen.
Combinatieteelt wordt ook wel mengcultuur, gewascombinaties of mixed cropping genoemd.
In de plantenwereld krijgt men te maken met soorten die goed of minder goed samen gaan. Dit wordt goede buur of of slechte buur genoemd.
Door bepaalde soorten groenten, kruiden en bloemen in de moestuin naast elkaar, door elkaar of vlakbij elkaar te zetten kunnen planten elkaar versterken en helpen bij het voorkomen van ziekten of plagen. Door hier een evenwicht in te vinden, kan de juiste plantencombinatie dus helpen je moestuin gezond te houden.
Bij het maken van het teeltplan is het dus belangrijk dat men rekening houdt met de juiste plantencombinaties die al dan niet een gunstige invloed hebben op elkaar. Planten kunnen elkaar versterken en positief beïnvloeden of elkaar verzwakken of negatief beïnvloeden. Misleiding door geur, speelt ook een grote rol bij het aantrekken of afstoten van insecten. Ook kunnen sommige planten stoffen afscheiden waar buurplanten niet echt tegen kunnen, waardoor deze minder goed gaan groeien.
In een combinatieteelt dient men dus rekening te houden met de versterkende eigenschappen die sommige planten op elkaar uitoefenen en dient men de plantencombinaties die elkaar schade toe kunnen brengen te vermijden.
Hoe kan combinatieteelt werken
Geschikte combinaties zijn
Slasoorten - prei
Knolselderij - selderij - prei
Komkommerfamilie - mais
Wortel - ui
Ui - rode biet
Knoflook - wortel
Waar dien je nog meer rekening mee te houden
Ook kruiden en bloemen kunnen een belangrijke rol spelen in de moestuin. Enkele planten tussen de gewassen of op alle vier de hoeken van het teeltbed is vaak al voldoende.
Goudsbloem
Tegen bladluis, witte vlieg en aardappelkevers. Zet deze bij aardappels, tomaten, aubergine, sla, wortels en ui.
Incarnaatklaver en Papaver Slaapbol
Trekt hommels aan voor bestuiving bij pompoen en courgette.
Kamille
De geur zorgt voor verwarring. Zet bij kool, raapsteel, mizuna. Versterkt de groei van uien, stengel ui en weert uienvlieg. Ongunstig bij aardappel.
Lavendel
De geur van lavendel schrikt motten en bladluizen af.
Oost-Indische kers
Tegen bladluis en witte vlieg. Oost-Indische kers is een vangplant. Zet ze bijvoorbeeld bij augurk, komkommer, aubergine, tomaten, paprika, aardappelen, bonen en kolen. Ongunstig bij pompoen.
Siererwt
Trekken allerlei insecten aan die voor de bestuiving van de bonen bevorderen en de opbrengst van de oogst kunnen bevorderen.
Tagetes
Deze scheiden een stof af die aaltjes doodt en met hun geur andere insecten afschrikt zoals de bonenkever, wortelvlieg en witvlieg. Zet ze naast aardappelen, tomaten, prei, wortel, bonen, aubergine, augurk, komkommer, pompoen en ui.
Vergeet-me-nietjes
Deze bloemen weren wormen de frambozen af.
Zinnia
Het zijn prachtige bloemen die lang in bloei blijven staan en veel vlinders en bijen aantrekken. Zet een paar planten bij tomaten, paprika,s en aardbeien zodat je planten zeker bevrucht worden.
Zonnebloemen
Deze trekken insecten, bijen en vogels aan die in ruil daarvoor schadelijke insecten zoeken in je moestuin. Laat de planten ook gedurende de winter staan.
Basilicum
Tegen witvlieg bij de tomaten aubergines, komkommers, knol/ selderij. Zet ook een paar planten in de kas. Tegen wortelvlieg bij uien, knoflook, wortel.
Boerenwormkruid
Mieren en kevers houden er niet van. Zet wat planten bij aardappelen en aubergines. Voor de preimineervlieg snijd je het kruid in kleine stukken en leg deze als een mulch laag van 5 cm tussen de planten.
Bieslook
Houdt schimmels tegen zet deze plant bij rozen en wortel.
Citroenmelisse
De sterke geur zorgt voor verwarring bij de wortelvlieg. Zet bij wortel, uien, knoflook.
Citroenkruid
Weert koolwitje bij kolen. Zet bij fruitbomen tegen fruitmot.
Dille
Houdt luizen weg bij kool en bonen. Gunstig bij aardappel, augurk, komkommer, sla, erwt, capucijn, raapsteel, rode biet, suikermais. Ongunstig bij tomaat en wortel.
Komkommerkruid
Trekt veel bijen en wespen aan. Zet deze plant bij pompoen, courgette en aardbei.
Knoflook
Beschermt aardbeien tegen schimmels. Gunstig bij framboos, tomaat, rode biet en wortel.
Om slakken te weren in de moestuin kun je overal een aantal teentjes knoflook planten.
Mierikswortel
Houdt de coloradokever op afstand. Zet deze plant naast de aardappels. Mirikswortel kan ondergronds wel flink woekeren.
Munt
Tegen koolvlieg, weert muizen bij witlofteelt.
Rozemarijn
Tegen kool- en wortelvlieg.